Het meest gebruiksvriendelijke oefenprogramma vól slimmigheden

Welke lesstof is er beschikbaar in het programma van Slimleren?

Een introductie van decimale getallen

Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Een introductie van decimale getallen eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.

Een introductie van decimale getallen
  • kommagetallen
  • decimale getallen
  • decimalen

  Theorie

Uitdaging

Getallen kennen veel verschillende eigenschappen. Het is erg belangrijk dat je de notatie van getallen goed begrijpt. Zo komen we in de wiskunde vaak decimale getallen tegen, ook wel kommagetallen genoemd. Zoals de naam het al zegt staat er in deze getallen een komma, met daarachter decimalen.

In deze theorie introduceren we decimale getallen.

Methode

Kommagetallen worden ook wel decimale getallen genoemd. 4 is dus geen decimaal getal, maar 4,2 wel. De cijfers achter de komma noem je decimalen. 7,21 is een getal met 2 cijfers achter de komma, dit is dus een getal met 2 decimalen. De getallen achter de komma hebben ook een waarde. Het getal 2,1 is hetzelfde als 2,10 en 2,100 enz. Een extra nul achteraan de decimalen verandert de waarde van het getal niet. Het is soms wel handig om zo'n extra nul erbij te zetten, zodat je het getal makkelijker kunt vergelijken met andere getallen.

Zo is het getal 1,21 groter dan het getal 1,2, want 1,2 is hetzelfde als 1,20. Nu kun je duidelijk zien dat 1,21 > 1,20.

Neem bijvoorbeeld het getal 1,18. Dit is weer kleiner dan 1,2, want 1,18 < 1,20.

Je kan dus altijd nullen achter een decimaal getal zetten om erachter te komen of een getal groter of kleiner is dan een ander decimaal getal.

  Vuistregels

  • De cijfers achter de komma noem je decimalen.
  • Je kunt nullen achter een decimaal getal zetten om erachter te komen of een getal groter of kleiner is dan een ander decimaal getal met meer decimalen.

  Voorbeeldvraag

a. Is 10,93 groter of kleiner dan 10,9298?

b. Is 104,0528 groter of kleiner dan 104,08?

 

Uitwerking

a. Groter.

10,93 kan je ook schrijven als 10,9300.
Nu weet je 10,9300 > 10,9298.
10,93 is dus groter dan 10,9298.

b. Kleiner.

104,08 kan je ook schrijven als 104,0800.
Nu weet je dat 104,0528 < 104,0800.
104,0528 is dus kleiner dan 104,08.

Benieuwd geworden naar Slimleren?
Start een gratis pilot