Alle voorkomende betrekkelijke voornaamwoorden
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Alle voorkomende betrekkelijke voornaamwoorden eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Wat zijn alle mogelijk voorkomende betrekkelijk voornaamwoorden en wanneer gebruik je welke?
Methode
Alle voorkomende betrekkelijke voornaamwoorden zijn: dat, die, wat, wie, welke en hetgeen.
1 - dat
Dit betrekkelijke voornaamwoord gebruik je als je verwijst naar een enkelvoudig het-woord (het huis dat leeg was).
2 - die
Dit betrekkelijke voornaamwoord gebruik je als je verwijst naar enkelvoudige de-woorden (de kamer die opgeruimd was), meervoudige de-woorden (de vrienden die naar de speeltuin gaan) of meervoudige het-woorden (de gesprekken die we zullen voeren).
3 - wat
Dit betrekkelijke voornaamwoord gebruik je als je verwijst naar een onbepaald voornaamwoord (ik kan niets bedenken wat ik niet lekker vind), een overtreffende trap (dat is het lekkerste wat ik ooit heb gegeten), een hele zin (ze lopen over het grasveld, wat ze allemaal erg fijn vinden) of een hoedanigheid of een 'substantie' (ik had teveel citroensap in de soep gedaan, wat het erg zuur maakte).
4 - wie
Dit betrekkelijke voornaamwoord gebruik je als je verwijst naar een ingesloten antecedent (wie dat opeet moet honger hebben).
5 - welke (in de plaats van welke kan je ook altijd die gebruiken)
Dit betrekkelijke voornaamwoord gebruik je als je verwijst naar: a) meervoudige de-woorden of b) meervoudige het-woorden, bijvoorbeeld:
a) De regels welke hij echt dient te onthouden, onthoudt hij nooit.
b) De raadsleden welke zijn ontslagen, worden weer aangenomen. (In het enkelvoud kun je zien dat raadlid een het-woord is: het raadslid.)
6 - hetgeen (in de plaats van hetgeen kan je ook altijd wat gebruiken)
Dit betrekkelijke voornaamwoord gebruik je als je verwijst naar hele zinnen, bijvoorbeeld:
- We renden gisteren de marathon, hetgeen de meeste hardlopers erg zwaar vinden.
- Ik schoot gisteren een haas tijdens de jacht, hetgeen normaal niet zo snel lukt.
Vuistregels
- Alle voorkomende betrekkelijke voornaamwoorden zijn: dat, die, wat, wie, welke en hetgeen.
Voorbeeldvraag
Welk betrekkelijk voornaamwoord hoort in welke zin te staan?
a. We gaan morgen met alle leerlingen naar een bejaardencentrum om liedjes te zingen voor de bejaarden, ..... (1) de meeste bejaarden erg leuk vinden.
b. Ik heb respect voor ..... (2) altijd vriendelijk, eerlijk en behulpzaam is.
c. Aan de afspraken ..... (3) zijn vastgelegd in de overeenkomst moet worden voldaan door beide partijen.
- wie
- hetgeen
- welke
Uitwerkingen
a. We gaan morgen met alle leerlingen naar een bejaardencentrum om liedjes te zingen voor de bejaarden, hetgeen de meeste bejaarden erg leuk vinden.
b. Ik heb respect voor wie altijd vriendelijk, eerlijk en behulpzaam is.
c. Aan de afspraken welke zijn vastgelegd in de overeenkomst moet worden voldaan door beide partijen.