Het meest gebruiksvriendelijke oefenprogramma vól slimmigheden

Welke lesstof is er beschikbaar in het programma van Slimleren?

Gevorderd - persoonsvorm & voltooid deelwoord

Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Gevorderd - persoonsvorm & voltooid deelwoord eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.

Gevorderd - persoonsvorm & voltooid deelwoord
  • persoonsvorm
  • voltooid deelwoord
  • zwakke werkwoorden
  • sterke werkwoorden
  • moeilijke werkwoorden

  Theorie

Uitdaging

Hoe schrijf je de persoonsvorm en het voltooid deelwoord van moeilijke zwakke en sterke werkwoorden?

Methode

Als je een werkwoord niet kent of het een moeilijk werkwoord vindt, dan kan je nog steeds makkelijk de juiste spelling van de persoonsvorm of het voltooid deelwoord bepalen als je vasthoudt aan wat je hebt geleerd over deze werkwoordsvormen.

De eerste stap is altijd om na te gaan of je te maken hebt met een zwak of een sterk werkwoord en daarna of het gaat om een persoonsvorm of een voltooid deelwoord. Vervolgens volg je de regels die je hebt geleerd over deze vormen en bepaal je zo hoe je het schrijft (op Slimleren staat veel uitgebreide uitleg over de spelling van deze werkwoordsvormen!).

Door veel te oefenen gaan de regels steeds natuurlijker aanvoelen en hoef je er vaak niet meer bij na te denken maar weet je de juiste spelling vanzelf. Alleen bij de werkwoorden die je niet kent of nooit hebt geoefend zal je dan weer aan de regels moeten denken.

  Vuistregels

  • De eerste stap is altijd om na te gaan of je te maken hebt met een zwak of een sterk werkwoord en daarna of het gaat om een persoonsvorm of een voltooid deelwoord.

  Voorbeeldvraag

Hoe schrijf je de persoonsvorm of het voltooid deelwoord?

a. Vroeger kon ik erg goed turnen, maar Maria heeft dat nooit goed ..... (kunnen).
b. Samen met mijn vader ..... (timmeren, vt) mijn broer en ik in enkele dagen een hele schuur in elkaar.
c. De verpleegster ..... (helpen, vt) de patiënt uit bed te komen.

 

Uitwerkingen

a. Vroeger kon ik erg goed turnen, maar Maria heeft dat nooit goed gekund.
b. Samen met mijn vader timmerden mijn broer en ik in enkele dagen een hele schuur in elkaar.
c. De verpleegster hielp de patiënt uit bed te komen.

Benieuwd geworden naar Slimleren?
Start een gratis pilot