Zwakke werkwoorden - persoonsvorm & voltooid deelwoord
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Zwakke werkwoorden - persoonsvorm & voltooid deelwoord eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Hoe schrijf je de persoonsvorm en het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden en wanneer gebruik je deze vormen?
Methode
Persoonsvorm
Het volgende overzicht laat duidelijk zien wanneer je welke persoonsvorm gebruikt:
Tegenwoordige tijd
Ik stam ik?
Jij stam+t
stam jij?
Hij/zij/u/het stam+t hij/zij/u/het?
Wij/jullie/zij hele werkwoord wij/jullie/zij?
Verleden tijd
Ik/jij/hij/zij/het stam + te/de ik/jij/hij/zij/het?
Wij/jullie/zij stam + ten/den wij/jullie/zij?
Of je -te(n) of -de(n) achter de ik-vorm moet schrijven kan je bepalen met de regel van 't kofschip (of beter: met kofschiptaxi).
Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden wordt op verschillende manieren geschreven:
1 - Ge + ik-vorm + t
2 - Ge + ik-vorm + d
Het voltooid deelwoord wordt anders geschreven in de volgende gevallen:
1 - Als een werkwoord al met ge- begint
2 - Als een werkwoord met een klemtoonloos voorvoegsel begint
3 - Als een werkwoord met een voorzetsel begint
Voor een uitgebreide uitleg over de persoonsvorm en voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden, bekijk dan de theorieën die hier dieper op ingaan.
Vuistregels
Persoonsvorm:
- In de tegenwoordige tijd gebruik je de stam, stam+t of het hele werkwoord
- In de verleden tijd gebruik je stam+te/de of stam+ten/den
Voltooid deelwoord:
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden wordt geschreven als ge + ik-vorm + t of als ge + ik-vorm + d, tenzij:
- het werkwoord al met ge- begint
- het werkwoord met een klemtoonloos voorvoegsel begint
- het werkwoord met een voorzetsel begint
Voorbeeldvraag
Hoe schrijf je de persoonsvorm of het voltooid deelwoord?
a. Manuel ..... (schaatsen, vt) tegen de richting in.
b. De vrienden van Olivia hebben al een uur op je ..... (wachten).
c. ..... jij je nooit ..... (voorbereiden, tt) op wat er komen gaat?
Uitwerkingen
a. Manuel schaatste tegen de richting in.
b. De vrienden van Olivia hebben al een uur op je gewacht.
c. Bereid jij je nooit voor op wat er komen gaat?