Sterke werkwoorden - voltooid deelwoord
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Sterke werkwoorden - voltooid deelwoord eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden?
Methode
Bij sterke werkwoorden schrijf je het voltooid deelwoord vaak als ge + hele werkwoord. Echter wijkt het voltooid deelwoord van veel sterke werkwoorden hiervan af: bij sommigen wordt gewoon de regel van 't kofschip gebruikt of wordt de verleden tijd gebruikt in plaats van het hele werkwoord.
Voltooid deelwoord sterke werkwoorden: ge + hele werkwoord
mogen - ik heb gemogen
zien - ik heb gezien
dragen - ik heb gedragen
gaan - ik ben gegaan
houden - ik heb gehouden
laten - ik heb gelaten
komen - ik ben gekomen
Voltooid deelwoord sterke werkwoorden: de regel van 't kofschip
kunnen - ik heb gekund
willen - ik heb gewild
zeggen - ik heb gezegd
Voltooid deelwoord sterke werkwoorden: op basis van verleden tijd
zijn - ik ben geweest
hebben - ik heb gehad
krijgen - ik heb gekregen
zoeken - ik heb gezocht
helpen - ik heb geholpen
rijden - ik heb gereden
vinden - ik heb gevonden
nemen - ik heb genomen
kopen - ik heb gekocht
Uitzondering: slaan - ik heb geslagen
Voltooid deelwoord sterke werkwoorden: geen extra ge- ervoor
verkopen - ik heb verkocht
besluiten - ik heb besloten
zich misdragen - ik heb me misdragen
Vuistregels
- Bij sterke werkwoorden schrijf je het voltooid deelwoord vaak als ge + hele werkwoord.
- Echter wijkt het voltooid deelwoord van veel sterke werkwoorden hiervan af: bij sommigen wordt gewoon de regel van 't kofschip gebruikt of wordt de verleden tijd gebruikt in plaats van het hele werkwoord.
Voorbeeldvraag
Wat is het voltooid deelwoord?
a. kluiven - hij heeft .....
b. zoeken - ik heb .....
c. besluiten - ze hebben .....
Uitwerkingen
a. hij heeft gekloven
b. ik heb gezocht
c. ze hebben besloten