Zwakke werkwoorden - persoonsvorm vt
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Zwakke werkwoorden - persoonsvorm vt eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Hoe schrijf je de persoonsvormen in de verleden tijd van zwakke werkwoorden?
Methode
De meeste werkwoorden horen tot de groep "zwakke werkwoorden". Dit zijn de werkwoorden die je volgens vaste regels kan vervoegen (=de juiste vorm van het werkwoord vinden).
Bij zwakke werkwoorden is de verleden tijd over het algemeen opgebouwd uit de stam (=de ik-vorm) met te(n) of de(n) erachter. Dus:
Ik/jij/hij/zij/het stam + te/de
Wij/jullie/zij stam + ten/den
Of je te(n) of de(n) achter de ik-vorm moet schrijven kan je bepalen met de regel van 't kofschip.
't Kofschip
Indien je met een persoonsvorm in de verleden tijd te maken hebt, dan kan je met de regel van 't kofschip bepalen hoe je het werkwoord schrijft. Met die regel kijk je naar welke letter in het werkwoord staat vóór de letters -en. Dus bijvoorbeeld: varen, zwemmen, kopen, zagen, etc.
De regel luidt: als de letter voor de laatste letters (-en) van het werkwoord een medeklinker is uit 't kofschip (dus t-k-f-s-ch-p), dan gebruik je -te(n) in de verleden tijd. Bij alle andere letters gebruik je -de(n).
De ik-vorm + te(n)
Dus, als het werkwoord eindigt op -ten, -ken, -fen, -sen, -chen of -pen (en ook -xen), dan gebruik je -te(n) in de verleden tijd, zoals bij de volgende werkwoorden:
praten - praatte (enkelvoud: ik/jij/hij/zij/het) - praatten (meervoud: wij/jullie/zij)
maken - ik maakte - wij maakten
boffen - jij bofte - jullie boften
wassen - hij waste - zij wasten
lachen - zij lachte (enkelvoud) - zij lachten (meervoud)
snappen - ik snapte - jullie snapten
relaxen - jij relaxte - wij relaxten
Let op: als de laatste letter voor de -en een t is (zoals bij praten), dan komt er een extra t bij in de verleden tijd (praatte, praatten).
De ik-vorm + de(n)
Als het werkwoord niet eindigt op -ten, -ken, -fen, -sen, -chen of -pen (en ook -xen), dan gebruik je -de(n) in de verleden tijd. Soms ziet het er misschien gek uit, maar je kan altijd aan deze regel vasthouden.
Let op: Als de laatste letter voor de -en een d is (zoals bij verraden), dan komt er een extra d bij in de verleden tijd (verraadde, verraaddden).
Let op: Als de laatste letter voor de -en een v is (zoals bij kleven) of een z is (zoals bij vrezen), dan worden er vaak fouten gemaat. Dat komt omdat kleven in de ik-vorm "kleef" is, waarbij de laatste letter een f is en vrezen is in de ik-vorm "vrees", waarbij de laatste letter een s is. Deze letters zitten allebei in 't kofschip. Toch moet je hier kijken naar het werkwoord -en, dus naar klev-en en vrez-en. Deze zitten niet in 't kofschip, dus je plakt -de(n) achter deze ik-vormen in de verleden tijd. Dus:
kleven - kleefde - kleefden
vrezen - vreesde - vreesden
Kofschiptaxi
Veel leerlingen leren nog steeds via 't kofschip hoe ze de verleden tijd van een werkwoord moeten schrijven, maar zoals je hierboven kan lezen doet de x eigenlijk ook mee met deze regel, terwijl deze niet in 't kofschip staat.
Daarom is er een nieuw woord bedacht voor deze regel, namelijk kofschiptaxi. Deze kan je dus misschien wel beter gebruiken om na te gaan wat de correcte spelling van het woord is: met -te(n) of met -de(n).
Vuistregels
- Bij zwakke werkwoorden is de verleden tijd over het algemeen opgebouwd uit de stam (=de ik-vorm) met te(n) of de(n) erachter = stam+te/de of stam+ten/den
- Als de letter voor de laatste letters (-en) van het werkwoord een medeklinker is uit 't kofschip (dus t-k-f-s-ch-p), dan gebruik je -te(n) in de verleden tijd. Bij alle andere letters gebruik je -de(n).
Voorbeeldvraag
Schrijf de juiste persoonsvorm in de verleden tijd in de zin.
a. De kat ..... (rennen) naar buiten.
b. De wolven ..... (huilen) in de nacht.
c. ..... (Tikken) jij tegen het raam?
Uitwerkingen
a. rennen eindigt op -nen --> verleden tijd eindigt op -de(n) (denk aan kofschiptaxi)
de kat = enkelvoud --> rende
b. huilen eindigt op -len --> verleden tijd eindigt op -de(n) (denk aan kofschiptaxi)
de wolven = meervoud --> huilden
c. tikken eindigt op -ken --> verleden tijd eindigt op -te(n) (denk aan kofschiptaxi)
... jij = enkelvoud --> tikte