Het meest gebruiksvriendelijke oefenprogramma vól slimmigheden

Welke lesstof is er beschikbaar in het programma van Slimleren?

Gevorderd enkelvoud - persoonsvorm tt

Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Gevorderd enkelvoud - persoonsvorm tt eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.

Gevorderd enkelvoud - persoonsvorm tt
  • persoonsvorm
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • enkelvoud
  • stam
  • stam+t
  • moeilijke werkwoorden

  Theorie

Uitdaging

Hoe schrijf je de verschillende persoonsvormen in de enkelvoud tegenwoordige tijd bij moeilijke werkwoorden?

Methode

Als je een werkwoord niet kent of het een moeilijk werkwoord vindt, dan kan je nog steeds makkelijk de juiste spelling van de persoonsvorm bepalen als je vasthoudt aan wat je hebt geleerd over deze persoonsvormen. 

 

Ik                          stam              ik?

Jij                          stam+t

                              stam             jij?

Hij/zij/u/het         stam+t         hij/zij/u/het?

 

Zie bijvoorbeeld de spelling van de tegenwoordige tijd van de volgende werkwoorden:

Ik ...... (recenseren) dat artikel. --> Ik recenseer dat artikel.

Jij ...... (glunderen) de hele morgen al. --> Jij glundert de hele morgen al.

Zo ...... (desinfecteren) je een wond goed. --> Zo desinfecteer je een wond goed.

Hij ...... (ruziën) de hele dag met haar. --> Hij ruziet de hele dag met haar.

  Vuistregels

  • Je gebruikt stam als ik voor of achter het werkwoord staat en als jij/je achter het werkwoord staat.
  • Je gebruikt stam+t als jij/je voor het werkwoord staat en als hij/zij/het/u voor of achter het werkwoord staat.

  Voorbeeldvraag

Schrijf de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd enkelvoud in de zin.

a. U ..... (garanderen) me dat ik een nieuwe fiets krijg?
b. De zuster in het ziekenhuis ..... (desinfecteren) de wond direct.
c. Volgens mijn moeder ..... (kunnen) ik goed volleyballen.

 

Uitwerkingen

a. garandeert (u = stam+t = garandeert)
b. desinfecteert (zij = stam+t = desinfecteert)
c. kan (ik = stam = kan; dit is een onregelmatig werkwoord)

Benieuwd geworden naar Slimleren?
Start een gratis pilot