PV, OW en LV - herkennen
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp PV, OW en LV - herkennen eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Hoe herken je de persoonsvorm, het onderwerp en het lijdend voorwerp in een zin?
Methode
Volgorde
1 - Vind de persoonsvorm (en het gezegde)
2 - Vind het onderwerp
3 - Vind het lijdend voorwerp
Bekijk bijvoorbeeld de volgende zin:
Zij heeft een grote hond gekregen.
1 - Heeft zij een grote hond gekregen? (vraagproef)
--> heeft = de persoonsvorm
--> heeft gekregen = het gezegde
2 - Wie heeft gekregen? (wie of wat + gezegde)
--> Zij = het onderwerp
Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp in een zin geeft aan waar de in de zin beschreven handeling betrekking op heeft, dus wat het 'lijdende' voorwerp is. Stel jezelf de volgende vraag:
wie of wat + gezegde + onderwerp?
3 - Wat heeft zij gekregen?
--> een grote hond = het lijdend voorwerp
Vuistregels
Volgorde
- Vind de persoonsvorm (en het gezegde)
- Vind het onderwerp: wie of wat + gezegde?
- Vind het lijdend voorwerp: wie of wat + gezegde + onderwerp?
Voorbeeldvraag
Wat is de persoonsvorm, het onderwerp en het lijdend voorwerp?
a. Ik vier zondag mijn verjaardag.
b. Mijn familie heeft een groot cadeau voor mij.
c. 's Avonds hebben mijn vriendinnetjes een verrassing voor mij.
Uitwerking:
a.
- Vier ik zondag mijn verjaardag? (vraagproef)
--> vier = de persoonsvorm
- Wie viert? (wie of wat + gezegde)
--> ik = het onderwerp
- Wat vier ik? (wie of wat + gezegde + onderwerp)
--> mijn verjaardag = het lijdend voorwerp
b.
- Heeft mijn familie een groot cadeau voor mij? (vraagproef)
--> heeft = de persoonsvorm
- Wie heeft? (wie of wat + gezegde)
--> Mijn familie = het onderwerp
- Wat heeft mijn familie? (wie of wat + gezegde + onderwerp)
--> een groot cadeau = het lijdend voorwerp
c.
- Hebben mijn vriendinnetjes 's avonds een verrassing voor mij? (vraagproef)
--> hebben = de persoonsvorm
- Wie hebben? (wie of wat + gezegde)
--> Mijn vriendinnetjes = het onderwerp
- Wat hebben mijn vriendinnetjes? (wie of wat + gezegde + onderwerp)
--> een verrassing = het lijdend voorwerp