Werkwoordelijk gezegde
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Werkwoordelijk gezegde eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Wat is een gezegde en hoe vind je het werkwoordelijk gezegde in een zin?
Methode
Het gezegde van een zin geeft aan wat er over het onderwerp wordt verteld: wie of wat het onderwerp is of doet. Iedere gezegde bestaat in ieder geval uit een werkwoord, en kan daarnaast ook nog andere werkwoorden en/of naamwoorden bevatten.
In onze taal maken we onderscheid tussen twee verschillende gezegdes:
- het werkwoordelijk gezegde
- het naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden uit de hoofdzin. Dit gezegde kan worden verdeeld in de persoonsvorm en de eventuele werkwoordelijke rest. Zie voorbeelden van het werkwoordelijk gezegde in de volgende zinnen:
Wij lopen.
--> lopen = werkwoordelijk gezegde
Wij hebben ijs gekregen.
--> hebben gekregen = werkwoordelijk gezegde
Hoe willen jullie die boot gaan verplaatsen?
--> willen gaan verplaatsen = werkwoordelijk gezegde
Een werkwoordelijk gezegde kan ook een niet-werkwoordelijke rest bevatten:
Wij zijn naar de overkant aan het zwemmen.
--> zijn aan het zwemmen = werkwoordelijk gezegde (aan het is een niet-werkwoordelijke rest, maar hoort wel bij het werkwoordelijk gezegde)
Een werkwoordelijk gezegde kan ook weleens een werkwoord buitensluiten, als dit werkwoord onderdeel is van de bijzin:
Gerben, die vroeger altijd tienen haalde, had nu een onvoldoende gehaald.
--> had gehaald = werkwoordelijk gezegde (haalde is onderdeel van de bijzin: die vroeger altijd tienen haalde, en hoort dus niet bij het werkwoordelijk gezegde)
Een werkwoordelijk gezegde kan ook een scheidbaar samengesteld werkwoord bevatten. De persoonsvorm kan in dit geval gescheiden in de zin voorkomen, zoals bijvoorbeeld in de volgende zin:
Ik geef mij daarvoor op.
--> geef op = werkwoordelijk gezegde (van het werkwoord opgeven)
Een werkwoordelijk gezegde kan ook een wederkerend voornaamwoord bevatten. Het wederkerende voornaamwoord is in dat geval onafscheidelijk van het wederkerend werkwoord en hoort daarom bij het werkwoordelijk gezegde, zoals bijvoorbeeld in de volgende zin:
Hij heeft zich daarin vergist.
--> heeft zich vergist = werkwoordelijk gezegde (zich hoort er dus bij)
Vuistregels
- Het gezegde van een zin geeft aan wat er over het onderwerp wordt verteld: wie of wat het onderwerp is of doet.
- Iedere gezegde bestaat in ieder geval uit een werkwoord, en kan ook nog andere werkwoorden en/of naamwoorden bevatten.
- Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden uit de hoofdzin.