PV en OW - herkennen
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp PV en OW - herkennen eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Hoe herken je de persoonsvorm en het onderwerp in een zin?
Methode
Volgorde
1 - Vind de persoonsvorm (en het gezegde)
2 - Vind het onderwerp
Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Je kan de persoonsvorm in iedere zin vinden op drie verschillende manieren:
1 - De vraagproef: Zij heeft. --> Heeft zij? --> heeft is de persoonsvorm
2 - De tijdproef: Wij spelen. --> Wij speelden. --> spelen is de persoonsvorm
3 - De getalproef: Ik kijk. --> Wij kijken. --> kijk is de persoonsvorm
Onderwerp
Het onderwerp in een zin geeft aan wie iets doet of wat er is. Als je het gezegde hebt gevonden dan kan je erachter komen wat het onderwerp is, door jezelf de volgende vraag te stellen:
wie of wat + gezegde?
Bijvoorbeeld: Zij slaan. --> Wie slaat? --> Zij is het onderwerp.
Vuistregels
Volgorde
- Vind de persoonsvorm (en het gezegde)
- Vind het onderwerp: wie of wat + gezegde?
Voorbeeldvraag
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
a. Vanavond ga ik met Joris naar de film.
b. Mijn ouders weten niet dat ik naar de film ga.
c. Ik moet op tijd thuis zijn.
Uitwerking:
a.
- Ga ik vanavond met Joris naar de film? (vraagproef)
--> ga = de persoonsvorm
- Wie gaat? (wie of wat + gezegde)
--> ik = het onderwerp
b.
- Weten mijn ouders niet dat ik naar de film ga? (vraagproef)
--> weten = de persoonsvorm
- Wie weten? (wie of wat + gezegde)
--> Mijn ouders = het onderwerp
c.
- Moet ik op tijd thuis zijn? (vraagproef)
--> moet = de persoonsvorm
- Wie moet? (wie of wat + gezegde)
--> Ik = het onderwerp