Gevorderd - onderwerp
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Gevorderd - onderwerp eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Hoe vind je het onderwerp in lange en lastige zinnen?
Methode
Het onderwerp in een zin geeft aan wie iets doet of wat er is. Als je het gezegde hebt gevonden dan kan je erachter komen wat het onderwerp is, door jezelf de volgende vraag te stellen:
wie of wat + gezegde?
Lange (moeilijke) zin
Het kan voorkomen dat een zin lang en moeilijk is en dat het onderwerp daarom wat lastiger te bepalen is, zoals in de volgende voorbeelden:
De kornuiten uit Amsterdam liepen langs de oevers en discussieerden over de toekomst.
Wie liepen (langs de oevers en discussieerden over te toekomst)?
--> De kornuiten uit Amsterdam = het onderwerp
Teneergeslagen schreeuwden de onbehoorlijke raadselachtige figuren uit het Noorden dat ze terug zouden komen.
Wie schreeuwde (teneergeslagen dat ze terug zouden komen)?
--> De onbehoorlijke raadselachtige figuren uit het Noorden = het onderwerp
Samengestelde zin met meerdere hoofdzinnen
Sommige zinnen zijn samengestelde zinnen die bestaan uit meerdere hoofdzinnen. In dit geval staan er meerdere onderwerpen in de zin, namelijk één in iedere hoofdzin:
Ik ga hardlopen en hij gaat fietsen.
Wie gaat hardlopen en wie gaat fietsen?
--> Ik en hij = zijn beide onderwerpen in deze samengestelde zin
Je kan dus ook in deze moeilijkere gevallen jezelf de vraag stellen: wie of wat + gezegde?
Vuistregels
- Het onderwerp in een zin geeft aan wie iets doet of wat er is.
- Als je het gezegde hebt gevonden dan kan je erachter komen wat het onderwerp is, door jezelf de volgende vraag te stellen: wie of wat + gezegde?
Voorbeeldvraag
Wat is het onderwerp in de zin?
a. Toen we de eerste steekproef werknemers belden, pasten we de truc toe.
b. Ik weet heel goed dat Liesbeth het slachtoffer is in deze situatie.
c. Ik wil je graag iets vertellen, maar eerst moet je me beloven dat je het niet doorverteld.
Uitwerking:
a. Sommige zinnen zijn samengestelde zinnen die bestaan uit meerdere hoofdzinnen. In dit geval staan er meerdere onderwerpen in de zin, namelijk één in iedere hoofdzin.
Wie belden de eerste steekproef werknemers? --> we
Wie pasten de truc toe?--> we
b. Wie weet heel goed dat Liesbeth het slachtoffer is (in deze situatie)? --> Ik
c. Wie wil je graag iets vertellen? --> Ik
Wie moet me eerst beloven dat je het niet doorverteld? --> je