Basis - zelfstandig werkwoord & hulpwerkwoord
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Basis - zelfstandig werkwoord & hulpwerkwoord eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Hoe herken je het werkwoord in een zin en hoe herken je specifiek een zelfstandig werkwoord en een hulpwerkwoord?
Methode
Een werkwoord is een woord dat een handeling, toestand of proces beschrijft (zoals lopen, hebben, willen, ontspannen of verdwijnen).
Ieder werkwoord kent verschillende vormen afhankelijk van de tijd, persoon en getal van de zin (loop, lopen, liep, liepen, gelopen: dit zijn allemaal verschillende vormen van hetzelfde werkwoord "lopen"). In iedere vorm noem je het nog steeds een werkwoord.
Het belangrijkste werkwoord in de zin, die echt aangeeft wat de handeling, de toestand of het proces is, is het zelfstandige werkwoord. Het zelfstandige werkwoord kan, in tegenstelling tot het hulpwerkwoord, zelfstandig (dat wil zeggen zonder toevoeging van een ander werkwoord) in een zin voorkomen. Zie bijvoorbeeld de volgende zinnen:
Ik koop een auto.
--> koop is hier een zelfstandig werkwoord: heeft geen ondersteuning van een ander werkwoord nodig
Wij gaan naar huis.
--> gaan is hier een zelfstandig werkwoord
Ik zou dat anders doen.
--> doen is hier een zelfstandig werkwoord, omdat je ook zou kunnen zeggen: ik doe dat anders. Doen is dus het belangrijkste werkwoord in deze zin, dat werkwoord geeft namelijk echt de handeling aan. Zou (van het werkwoord zullen) is hier niet zelfstandig en dus een hulpwerkwoord.
Werkwoorden kunnen zowel een zelfstandig werkwoord zijn als een niet-zelfstandig werkwoord (= hulpwerkwoord) zijn, kijk maar naar de volgende zinnen:
Ik heb een tomaat.
--> heb is hier een zelfstandig werkwoord, het heeft geen ander werkwoord ter ondersteuning nodig en het geeft de toestand aan, namelijk dat je de tomaat hebt.
Ik heb een tomaat gegeten
--> heb is hier niet-zelfstandig, want het zelfstandige werkwoord in deze zin is gegeten (van het werkwoord eten). Je kan namelijk ook zeggen: ik eet een tomaat, en dan heb je het werkwoord heb (van hebben) helemaal niet nodig. Heb is dus in deze zin een hulpwerkwoord.
Vuistregels
- Een werkwoord is een woord dat een handeling, toestand of proces beschrijft (zoals lopen, hebben, willen, ontspannen of verdwijnen).
- Het belangrijkste werkwoord in de zin, die echt aangeeft wat de handeling, de toestand of het proces is, is het zelfstandige werkwoord.
- Het zelfstandige werkwoord kan, in tegenstelling tot het hulpwerkwoord, zelfstandig (dat wil zeggen zonder toevoeging van een ander werkwoord) in een zin voorkomen.
Voorbeeldvraag
Benoem de hulp werkwoorden en de zelfstandige werkwoorden.
a. Ik ga met Joep in het bos wandelen.
b. Trudy heeft gister gezwommen.
c. Erik heeft een potlood aan Dennis gegeven.
Uitwerking
De truc is om de zin zo kort mogelijk te maken, zodat je ziet dat je sommige werkwoorden kan weglaten en erachter komt dat je een werkwoord (of sommige werkwoorden) niet kan weglaten.
De werkwoorden die je kunt weglaten zijn hulpwerkwoorden, de werkwoorden die blijven staan zijn de zelfstandige werkwoorden.
a. Ik ga met Joep in het bos wandelen - Ik wandel met Joep in het bos.
'Ga' is het hulpwerkwoord en 'wandelen' is het zelfstandige werkwoord.
b. Trudy heeft gister gezwommen - Trudy zwom gister.
'Heeft' is het hulpwerkwoord en 'gezwommen' is het zelfstandige werkwoord.
c. Erik heeft een potlood aan Dennis gegeven - Erik gaf een potlood aan Dennis.
'Heeft' is het hulpwerkwoord en 'gegeven' is het zelfstandige werkwoord.