Verleden tijd - zwakke werkwoorden (het woord verandert niet)
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Verleden tijd - zwakke werkwoorden (het woord verandert niet) eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Hoe schrijf je de verschillende vormen van de verleden tijd, van zwakke werkwoorden waarvan het woord niet verandert in de verleden tijd?
Methode
Als je de verleden tijd (vt) gebruikt dan zeg je dat er iets al is gebeurd. De zwakke werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden tijd.
Voordat je de zwakke werkwoorden in de verleden tijd gaat vervoegen is het belangrijk dat je de regels van kofschiptaxi goed kent.
Kofschiptaxi
Als de stam van een zwak werkwoord eindigt op één van de letters k, f, s, ch, p, t, x uit kofschiptaxi, dan krijg je in de verleden tijd stam+te of stam+ten.
Als de stam van een zwak werkwoord eindigt op een letter die niet in kofschiptaxi voorkomt (dus niet op k, f, s, ch, p, t, x), dan krijg je in de verleden tijd stam+de of stam+den.
Stappenplan voor het bepalen van de verleden tijd
1) Maak de stam
De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord -en af te halen. Wat je overhoudt, is de stam van het werkwoord.
2) Kijk naar de laatste letter
Je hebt nu van het hele werkwoord de stam gemaakt. Wat is de laatste letter van de stam?
3) Zit de laatste letter in kofschiptaxi?
Kijk of de laatste letter van de stam in kofschiptaxi zit. Let op: alleen de medeklinkers tellen mee!
4) Bepaal of je stam+te, stam+ten, stam+de of stam+den moet schrijven
ik werkte - wij werkten
ik fietste - wij fietsten
ik vluchtte - wij vluchtten
ik gooide - wij gooiden
ik luisterde - wij luisterden
ik antwoordde - wij antwoordden
Let op: soms schrijf je een dubbele t of een dubbele d
Als de stam eindigt op een t, dan schrijf je in de verleden tijd een dubbele t:
vluchten - vlucht - ik vluchtte (vt) - wij vluchtten (vt)
wachten - wacht - ik wachtte (vt) - wij wachtten (vt)
starten - start - ik startte (vt) - wij startten (vt)
Als de stam eindigt op een d, dan schrijf je in de verleden tijd een dubbele d:
antwoorden - antwoord - ik antwoordde (vt) - wij antwoordden (vt)
landen - land - ik landde (vt) - wij landden (vt)
voeden - voed - ik voedde (vt) - wij voedden (vt)