Lidwoorden niveau 1
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Lidwoorden niveau 1 eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Wat zijn lidwoorden en hoe weet je wanneer je welk lidwoord moet gebruiken?
Methode
Wat zijn lidwoorden?
In het Nederlands mag je niet zeggen: Ik schilder muur. Je moet dan zeggen: Ik schilder de muur. Je moet dus een lidwoord gebruiken.
- In het Nederlands kennen we drie lidwoorden: de, het en een.
- Lidwoorden staan nooit alleen; ze staan áltijd voor zelfstandige naamwoorden.
Voorbeelden van lidwoorden
de | het | een |
de fiets | het feest | een poes |
de auto | het kindje | een tafel |
de jongen | het deurtje | een vrouw |
- de gebruik je voor mannelijke of vrouwelijke woorden.
- het gebruik je voor onzijdige woorden.
- een mag voor beide (mannelijke, vrouwelijk en onzijdige woorden) gebruikt worden.
Tips voor het bepalen van het juiste lidwoord
De-woorden (let op, dit geldt niet altijd!)
- Woorden voor personen, bergen of rivieren:
de vader, de chauffeur, de agent, de oma, de tante... - Woorden voor bergen of rivieren:
de Maas, de Waal, de Alpen, de Rocky Mountains... - Woorden die in het meervoud staan:
de tafels, de bloemen, de kinderen, de auto's... - Woorden voor vruchten of bomen:
de meloen, de mandarijn, de banaan, de kastanjeboom, de esdoorn... - Letters en cijfers:
de vijfde, de tien, de a, de b, de c...
Het-woorden (let op, dit geldt niet altijd!)
- Alle verkleinwoorden
het hondje, het feestje, het stoeltje, het banaantje... - Woorden die eindigen op -isme, -ment, -sel en -um:
het alcoholisme, het monument, het mengsel, het podium… - Woorden met twee of meer lettergrepen die beginnen met be-, ge- en ver-:
het betoog, het geluk, het verstand... - Namen van talen, metalen en windrichtingen:
het Engels, het Frans, het brons, het zilver, het westen, het noorden...