Negatieve vragen
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Negatieve vragen eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Je kunt negatieve vragen (negative questions) gebruiken om iets te benadrukken, of om verbazing of twijfel te tonen. Je kunt een negatieve vraag ook gebruiken om bevestiging te vragen, over iets waarvan je het zelf al dacht te weten.
Hoe een negatieve vraag er precies uit ziet leggen we je uit in dit onderwerp.
Methode
Je kunt negatieve vragen (negative questions) gebruiken om iets te benadrukken, een suggestie te doen, of om verbazing of twijfel te tonen. Je kunt een negatieve vraag ook gebruiken om bevestiging te vragen, over iets waarvan je het zelf al dacht te weten.
Welke vorm hebben de werkwoorden in een negatieve vraag?
Hulpwerkwoord + n't + hele werkwoord (see, like, etc.)
- Can't you see I'm busy?
Kun je niet zien dat ik het druk heb? - Don't you want to go on holiday?
Wil je niet op vakantie gaan? - Wouldn't you like to get an ice cream?
Zou je niet een ijsje willen halen? - Isn't he your brother? --> bij to be komt er niet nog een werkwoord achter.
Is hij niet jouw broer? - Weren't we living in the United States of America at that time?
Woonden we toen niet in Amerika?
Vuistregels
Welke vorm hebben de werkwoorden in een negatieve vraag?
- Hulpwerkwoord + n't + hele werkwoord (see, like, etc.)
Voorbeeldvraag
Vertaal deze zinnen naar het Engels.
1. Kunnen jullie niet bij mama slapen vanavond?
2. Is hij niet geboren en getogen in Amsterdam?
3. Zou je niet moeten tennissen?
Uitwerking
1. Can't you sleep at mom's tonight?
2. Wasn't he born and raised in Amsterdam?
3. Shouldn't you play tennis?