your, you're
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp your, you're eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
De woorden your en you're worden weleens met elkaar verward, omdat ze hetzelfde worden uitgesproken en ze ook in schrift niet veel van elkaar verschillen.
Maar wanneer gebruik je dan your en wanneer gebruik je you're? Dat leggen we je uit in dit onderwerp!
Methode
Your is een bezittelijk voornaamwoord en betekent je, jouw, uw of jullie:
- Let's go to your place!
- Laten we naar jouw/jullie huis gaan!
- I am sorry, I spilled some coffee on your book.
- Het spijt me, ik heb wat koffie op je boek gemorst.
You're is de combinatie van een persoonlijk voornaamwoord (you) en de verkorte versie van het werkwoord are ('re) en betekent u/je/jij bent. Ook kan het onderdeel uitmaken van de present continuous, wat bestaat uit de tegenwoordige tijd van to be + een werkwoord dat eindigt op -ing. In dit geval valt de betekenis van you're weg.
- You're the most enthousiastic person I've ever met.
- Jij bent de meest enthousiaste persoon die ik oot heb ontmoet.
- Congratulations. I guess you're better at chess than I am.
- Gefeliciteerd. Het lijkt erop dat jij beter in schaken bent dan ik.
- Sorry, you're standing on private property so I kindly have to ask you to go away.
- Sorry, u/jij staat op privé terrein dus ik moet u/jou vriendelijk vragen om weg te gaan.
Vuistregels
- Your is een bezittelijk voornaamwoord en betekent je, jouw, uw of jullie.
- You're is de combinatie van een persoonlijk voornaamwoord (you) en de verkorte versie van het werkwoord are ('re) en betekent je/jij bent.
Voorbeeldvraag
Vul de lege plek in de zin aan. Kies uit: your or you're.
1. ..... one of my best friends.
2. Is Frank ..... friend or is it ..... brother's friend?
3. ..... a much better singer than ..... father is.
Uitwerking
1. You're one of my best friends.
2. Is Frank your friend or is it your brother's friend?
3. You're a much better singer than your father is.