if, when
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp if, when eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
De woorden if en when betekenen in het Nederlands allebei als of wanneer.
In het Nederlands kun je die woorden bijna altijd met elkaar verwisselen, maar in het Engels is er een duidelijker verschil tussen if en when en kun je ze niet altijd met elkaar verwisselen.
Hoe dit precies zit leggen we je uit in dit onderwerp.
Methode
Foutjes in het gebruik van if en when worden vaak gemaakt. Beide woorden verbinden een voorwaarde aan een gevolg. Denk maar aan: I won't play football tonight if it rains; I will be so happy when John arrives! Toch zit er een verschil in wat je ermee aangeeft.
When gebruik je voor 'als/wanneer/toen' als je het met zekerheid kunt zeggen (als je zeker weet dat iets gebeurt of gaat gebeuren):
- I had played that game when I stayed at your uncle's place.
- Ik heb dat spel gespeeld toen ik bij je oom verbleef.
- When I go shopping, I buy either a lot of stuff or nothing at all.
- Wanneer ik ga winkelen, koop ik óf heel veel spullen óf helemaal niets.
- I am going to be so happy when I see him coming through that door!
- Ik ga zo blij zijn als ik hem door die deur zie komen!
If gebruik je voor 'als' als je het niet zeker weet (als je niet zeker weet of iets gebeurt of gaat gebeuren):
- You shouldn't walk to the edge of that cliff if you're afraid of heights.
- Je zou niet naar de rand van die klif moeten lopen als je hoogtevrees hebt.
- We should talk to him about being on time, if he will arrive too late again tomorrow.
- We zouden met hem moeten praten over op tijd zijn, als hij morgen weer te laat aankomt.
- If the sun is coming out tomorrow, we will definitely go to the beach.
- Als de zon morgen schijnt, gaan we absoluut naar het strand.
Vuistregels
- when gebruik je voor 'als/wanneer/toen' als je het met zekerheid kunt zeggen (als je zeker weet dat iets gebeurt of gaat gebeuren)
- if gebruik je voor 'als' als je het niet zeker weet (als je niet zeker weet of iets gebeurt of gaat gebeuren).
Voorbeeldvraag
Vul het juiste woord in in de zin. Kies uit: when & if.
1. ..... you're coming for dinner, I have to order an extra pizza. So let me know, okay?
2. I will be cheering ..... I beat him, which will certainly happen!
3. Do you remember that your nose was bleeding, ..... I accidentally hit it with this tennisball?
Uitwerking
1. If you're coming for dinner, I have to order an extra pizza. So let me know, okay?
2. I will be cheering when I beat him, which will certainly happen!
3. Do you remember that your nose was bleeding, when I accidentally hit it with this tennisball?