Het meest gebruiksvriendelijke oefenprogramma vól slimmigheden

Welke lesstof is er beschikbaar in het programma van Slimleren?

Voegwoorden (linking words)

Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Voegwoorden (linking words) eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.

Voegwoorden (linking words)
  • voegwoorden

  Theorie

Uitdaging

Met voegwoorden (linking words) verbind je twee zinnen. Denk bijvoorbeeld aan Nederlandse voegwoorden als: omdat, zodat, maar, tenzij, want, en & of.

In dit onderwerp leggen we je uit welke voegwoorden we kennen in het Engels en wanneer je welk voegwoord kunt gebruiken.

Methode

Met voegwoorden verbind je twee zinnen en geef je het verband tussen deze twee zinnen aan.

We kennen verschillende voegwoorden in het Engels. Hieronder behandelen we de voegwoorden die je moet kennen en leggen we per verband uit welke voegwoorden je hiervoor kunt gebruiken.

 

because, as, for, since (want, omdat)

Met because, as, for en since geef je een reden of oorzaak aan.

- She left him, because/as/for/since she didn't love him.
- Ze ging bij hem weg, want ze hield niet van hem.

- Since he is happy, he has a smile on his face.
- Omdat hij blij is, heeft hij een lach op zijn gezicht.

 

and (en)

Met and geef je een opsomming aan.

- In my opinion, Andre Agassi and Roger Federer are the best tennis players ever.
- Naar mijn mening zijn Andre Agassi en Roger Federer de beste tennissers ooit.

 

or (of)

Met or geef je een keuze aan.

- Do you like to have coffee or tea?
- Wil je koffie of thee?

 

so, so that (zodat)

Met so en so that geef je een gevolg aan.

- I go to the gym three times a week, so (that) I stay healthy and fit!
- Ik ga drie keer per week naar de sportschool, zodat ik gezond en fit blijf!

 

but, though, although, even though, however

Met but (maar), though (hoewel, alhoewel), although (hoewel, alhoewel), even though (ondanks dat) en however (echter) geef je een tegenstelling aan.

- They are strong, but/though/however we are smart.
- Zijn zijn sterk, maar wij zijn slim.

Er zijn wat subtiele verschillen in het gebruik van but, though, although, even though, however:

1. Although is formeler dan though, daarom gebruiken we although vaker in schrift en though vaker in spreektaal
2. Even though is een sterkere vorm van tegenstelling uitspreken dan although

- Although they are very smart, they made a lot of mistakes.
- They are very smart. They made a lot of mistakes, though.
- Even though they are very smart, they made a lot of mistakes.

3. Als beide tegenstelling even zwaar in gewicht zijn, gebruik je however/but
- They are strong, but/however we are smart.

4. Als de ene tegenstelling belangrijker is dan de andere, gebruik je though/although
- They may be strong, though we are smart.
- Although they may be strong, we are smart.
--> Slim zijn lijkt hier belangrijker te zijn dan sterk zijn

5. Hetzelfde als punt 4 geldt voor however, alleen komt however iets 'positiever' over
- They may be strong, however we are smart.

  Vuistregels

  • Met because, as, for en since geef je een reden of oorzaak aan.
  • Met and geef je een opsomming aan.
  • Met or geef je een keuze aan.
  • Met so en so that geef je een gevolg aan.
  • Met but (maar), though (hoewel, alhoewel), although (hoewel, alhoewel), even though (ondanks dat) en however (echter) geef je een tegenstelling aan.

  Voorbeeldvraag

Zet het correcte voegwoord in iedere zin. Kies uit: because, as, for, since, and, or, so, so that, but, though, although, even though & however.

1. John ..... Timothy went to the basketball match yesterday evening.
2. Sarah loves her husband, ..... he is always friendly and very funny!
3. Do you want to play a game ..... do you want to go to the park?
4. ...... we never see each other, we often write each other letters.

 

Uitwerking

1. John and Timothy went to the basketball match yesterday evening.
2. Sarah loves her husband, because/as/for/since he is always friendly and very funny!
3. Do you want to play a game or do you want to go to the park?
4. Although/Even though we never see each other, we often write each other letters.

Benieuwd geworden naar Slimleren?
Start een gratis pilot