Voorzetsels van plaats en tijd (alles)
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Voorzetsels van plaats en tijd (alles) eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Een voorzetsel (preposition) zegt iets over de relatie tussen verschillende elementen in een zin. Zo heb je voorzetsels die iets zeggen over de locatie/plaats (in het huis, op het huis, onder het huis) en heb je voorzetsels die iets zeggen over de tijd (om half zeven, op donderdag, in 2012).
In het Engels noemen deze voorzetsels prepositions of place and prepositions of time.
In dit onderwerp leggen we je uit welke voorzetsels van tijd en plaats we in het Engels kennen en wanneer je welk voorzetsel kunt gebruiken.
Methode
VOORZETSELS VAN TIJD
om drie uur | at three o'clock |
rond drie uur | around three o'clock |
tegen drie uur | by three o'clock |
op maandag | on Monday |
voor zaterdag | before Sunday |
voor een week | for a week |
vanaf juni | from June |
sinds 2005 | since 2005 |
gedurende de zomer | during summer |
tot(aan) vanaf | until / till tonight |
van 9.00 tot 17.00 uur | from 9 to 5 |
na drie jaar | after three years |
in juni | in June |
VOORZETSELS VAN PLAATS
boven de bank | above the sofa |
onder het schilderij | below the painting |
over de stoel | over the chair |
onder de tafel | under the table |
onder de mensen | among people |
tussen de auto's | between the cars |
naast de deur | beside the door |
naast de ingang | next to the entrance |
voor het museum | in front of the museum |
achter zijn baas | behind his boss |
met zijn meisje | with his girl |
in het midden van de show | in de middle of the show |
op straat | on the street |
in de klas | in the classroom |
op school | at school |
van haar | from her |
VOORZETSELS VAN BEWEGING
praten tegen | talk at |
langs lopen | walk by |
komen van | come from |
inlopen | walk into |
rijden op | drive on |
stappen op | step onto |
uitschakelen | switch off |
uit iets stappen | step out of |
Let op: sommige Engelse voorzetsels kunnen verschillende betekenissen in het Nederlands hebben.
- I have to be in the general meeting room in 10 minutes.
- Ik moet in de algemene vergaderkamer zijn over 10 minuten.
- My dad celebrates his birthday at the office at twelve o'clock.
- Mijn vader viert zijn verjaardag op kantoor om 12 uur.
Let op: sommige voorzetsels lijken erg op Nederlandse voorzetsels, maar betekenen iets anders/
- by (Engels) = met, door (Nederlands)
- in (Engels) = op, over (Nederlands)
- over (Engels) = boven, ouder dan, tijdens (Nederlands)
In, at & on
TIJDEN
We gebruiken at als je het hebt over specifieke tijdstippen:
--> We will arrive at noon / 3 o'clock / lunchtime.
We gebruiken on als je het hebt over dagen en data:
--> We will arrive on Sunday / your birthday / 10 april 1989.
We gebruiken in als je het hebt over langere periodes of als je het woord 'over' bedoeld:
--> We will arrive in August / spring / the evening / 10 minutes.
PLAATSEN
We gebruiken at als je het hebt over dat iemand of iets bij een bepaalde locatie is:
--> I'm waiting for you at the airport.
We gebruiken on als je het over de oppervlakte hebt / iets ergens bovenop is:
--> I'm sitting on the table.
We gebruiken in als je het hebt over dat iemand of iets in een bepaalde locatie is:
--> I'm sleeping in your bed.
Vuistregels
REGELS MET BETREKKING TOT PLAATSEN
- We gebruiken at als je het hebt over dat iemand of iets bij een bepaalde locatie is
- We gebruiken on als je het over de oppervlakte hebt / iets ergens bovenop is
- We gebruiken in als je het hebt over dat iemand of iets in een bepaalde locatie is
REGELS MET BETREKKING TOT TIJDEN
- We gebruiken at als je het hebt over specifieke tijdstippen
- We gebruiken on als je het hebt over dagen en data
- We gebruiken in als je het hebt over langere periodes of als je het woord 'over' bedoeld
Voorbeeldvraag
Vul het juiste voorzetsel in in de zin.
1. You can find the books ..... the shelf.
2. Let's go! They are waiting ..... us ..... school!
3. We always play tennis ..... Thurdays.
4. Don't worry too much ..... it Steve. I am sure he will be here ..... (rond) three o'clock.
Uitwerking
1. You can find the books on the shelf.
2. Let's go! They are waiting for us at school!
3. We always play tennis on Thurdays.
4. Don't worry too much about it Steve. I am sure he will be here around three o'clock.