Voorzetsels van plaats en tijd (at, on & in)
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Voorzetsels van plaats en tijd (at, on & in) eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Een voorzetsel (preposition) zegt iets over de relatie tussen verschillende elementen in een zin. Zo heb je voorzetsels die iets zeggen over de locatie/plaats (in het huis, op het huis, onder het huis) en heb je voorzetsels die iets zeggen over de tijd (om half zeven, op donderdag, in 2012).
In het Engels noemen deze voorzetsels prepositions of place and prepositions of time.
In dit onderwerp beperken we ons tot de Engelse voorzetsels at, on & in en leggen we je uit wanneer je welk voorzetsel kunt gebruiken.
Methode
Het aangeven van een tijdstip of plaats kun je doen met een voorzetsel:
PLAATSEN
- I'm at the airport
- I'm on the airport
- I'm in the airport
TIJDEN
- We will arrive at noon.
- We will arrive on Sunday.
- We will arrive in August.
In beide gevallen betekenen alle drie de zinnen iets anders, omdat er een ander voorzetsel wordt gebruikt. Je kunt alle drie de voorzetsels at, on en in zoals je ziet gebruiken voor een plaats en voor een tijd.
REGELS MET BETREKKING TOT PLAATSEN
We gebruiken at als je het hebt over dat iemand of iets bij een bepaalde locatie is:
--> I'm waiting for you at the airport.
We gebruiken on als je het over de oppervlakte hebt / iets ergens bovenop is:
--> I'm sitting on the table.
We gebruiken in als je het hebt over dat iemand of iets in een bepaalde locatie is:
--> I'm sleeping in your bed.
REGELS MET BETREKKING TOT TIJDEN
We gebruiken at als je het hebt over specifieke tijdstippen:
--> We will arrive at noon / 3 o'clock / lunchtime.
We gebruiken on als je het hebt over dagen en data:
--> We will arrive on Sunday / your birthday / 10 april 1989.
We gebruiken in als je het hebt over langere periodes of als je het woord 'over' bedoeld:
--> We will arrive in August / spring / the evening / 10 minutes.
Vuistregels
REGELS MET BETREKKING TOT PLAATSEN
- We gebruiken at als je het hebt over dat iemand of iets bij een bepaalde locatie is
- We gebruiken on als je het over de oppervlakte hebt / iets ergens bovenop is
- We gebruiken in als je het hebt over dat iemand of iets in een bepaalde locatie is
REGELS MET BETREKKING TOT TIJDEN
- We gebruiken at als je het hebt over specifieke tijdstippen
- We gebruiken on als je het hebt over dagen en data
- We gebruiken in als je het hebt over langere periodes of als je het woord 'over' bedoeld
Voorbeeldvraag
Vul het juiste voorzetsel in in de zin. Kies uit at, in of on.
1. I just threw my laundry ..... the washing machine.
2. The bus is leaving ..... 10 minutes, children!
3. She will be waiting for you ..... the shopping mall.
4. Bill is looking forward to see you ..... Claudia's birthday!
Uitwerking
1. I just threw my laundry in the washing machine.
2. The bus is leaving in 10 minutes, children!
3. She will be waiting for you at the shopping mall.
4. Bill is looking forward to see you on Claudia's birthday!