Bijwoorden van tijd en plaats (adverbs of time and place)
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Bijwoorden van tijd en plaats (adverbs of time and place) eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Naast bijwoorden van frequentie (adverbs of frequency = always, sometimes, never, ...) is het ook belangrijk om te weten wat bijwoorden van tijd en plaats (yesterday, next weekend, in hospital, at home) zijn en op welke plek in de zin deze woorden horen te staan.
In dit onderwerp leggen we je uit wat de functies zijn van bijwoorden van tijd en plaats en wat de juiste posities van deze bijwoorden in een zin zijn.
Methode
Bijwoorden van tijd en plaats (adverbs of time and place) maken duidelijk wanneer of waar iets plaatsvindt.
- Bijwoorden van tijd (adverbs of time) geven een moment in de tijd aan, in het verleden, in het heden of in de toekomst. Door te vragen: Wanneer? vindt je het bijwoord van tijd in de zin. Een bijwoord of bijwoordelijke bepaling van tijd kan uit meerdere woorden bestaan (bijv. vorige week, afgelopen zomer, drie dagen geleden).
- Bijwoorden van plaats (adverbs of place) geven een plaats of locatie aan. Door te vragen: Waar? vind je het bijwoord van plaats in de zin.
Je bent gewend om in het Nederlands een bijwoord van tijd vooraan of halverwege de zin te zetten, zoals bijvoorbeeld in de volgende zinnen:
- Vorige week deed ik boodschappen voor mijn broer.
- Ik deed vorige week boodschappen voor mijn broer.
In de Engelse taal staat een bijwoord van tijd meestal juist achteraan de zin:
- I bought groceries for my brother last week.
Alleen als je nadruk wilt leggen op het moment (op het bijwoord van tijd), dan staat deze vooraan:
- Last week, I bought groceries for my brother.
Een bijwoord van plaats staat meestal ook achteraan de zin:
- I bought groceries for my brother at the supermarket.
Alleen als je nadruk wilt leggen op de plaats (op het bijwoord van plaats), dan staat deze vooraan:
- At the supermarket I bought groceries for my brother.
Heb je naast een bijwoord van tijd (een tijdsaanduider) ook een bijwoord van plaats (een plaatsaanduider) in de zin staan, dan geldt de regel: P.V.T. = Plaats Vóór Tijd.
- I saw a racoon running across the street (= plaatsaanduider) some days ago (= tijdsaanduider).
- We were playing tennis in the backyard (= plaatsaanduider) yesterday (= tijdsaanduider).
Vuistregels
Bijwoorden van tijd (adverbs of time) en bijwoorden van plaats (adverbs of place) staan:
- Achteraan de zin;
- Tenzij je ze wilt benadrukken, dan staan ze vooraan;
- En als ze beide in een zin staan, dan staat Plaats Vóór Tijd.
Voorbeeldvraag
Zet de woorden in de juiste volgorde om een correcte zin te maken.
1. Vondelpark - I - soccer - agreed - next - in the - to play- with - Sunday - some friends
2. in - my - lives - Switzerland - father
3. first human - in 1969 - Neil Armstrong - was - on the moon - to set foot - the
Uitwerking
1. I agreed to play soccer with some friends in the Vondelpark next Sunday.
2. My father lives in Switzerland.
3. Neil Armstrong was the first human to set foot on the moon in 1969.