Het meest gebruiksvriendelijke oefenprogramma vól slimmigheden

Welke lesstof is er beschikbaar in het programma van Slimleren?

Past simple

Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Past simple eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.

Past simple
  • werkwoorden

  Theorie

Uitdaging

De verleden tijd noemen we in de Engelse taal de past simple.

In deze theorie gaan we drie dingen behandelen: wanneer gebruik je de past simple, hoe maak je de past simple en wat zijn de uitzonderingen van de past simple?

Methode

Wanneer gebruik je de past simple?

Eerst gaan we even een klein stapje terug. We gebruiken de present simple als we het hebben over feiten, gewoonten en dingen die we met regelmaat doen.

- I play tennis. --> dit doe je met regelmaat, dat is een feit.

Maar wat als je nou bijvoorbeeld vorige week hebt getennist? Hoe zeg je dat dan?

- I played tennis last week. --> dit is de past simple.

Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven dat de zin in de past simple, oftewel in de verleden tijd staat, bijvoorbeeld: yesterday, last week, last year, three days ago, a long time ago, in 1989, etc.

- I played football three days ago.
- A long time ago, I visited my grandmother.
- I wanted to meet him yesterday.

Signaalwoorden kunnen zoals je ziet vooraan of achteraan de zin staan.

 

Hoe maak je de past simple?

In het Nederlands kennen we bijvoorbeeld bij het werkwoord spelen de volgende vervoeging: Ik speelde, jij speelde, wij speelden. Maar hoe ziet de vervoeging van werkwoorden in de verleden tijd in het Engels eruit?

De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam.

- to talk: I talked to Jim this morning.
- to watch: We watched the match yesterday.
- to play: She played with her brother.
- to walk: Last week, they walked towards the forest.
- to laugh: I laughed so loud that everybody could hear it.

Het maakt niet uit of je het over I, you, we of they hebt: je schrijft altijd -ed achter de stam.

 

Belangrijke uitzonderingen zijn:

  • Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter:
    - to bake: We baked a delicious cake yesterday.
  • Werkwoorden die eindigen op -c, krijgen -ked erachter:
    - to panic: She panicked when she heard the bad news.
  • Werkwoorden die eindigen op -y, met een medeklinker ervoor, krijgen -ied:
    - to marry: She married him when she was 18 years old.
  • Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is, schrijf je met een extra laatste medeklinker voor -ed:
    - to swap: They swapped their Ipods to listen to each others music.
  • Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor krijgen een extra l:
    - to travel: We travelled to Africa last summer.

  Vuistregels

De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam.

Belangrijke uitzonderingen zijn:

  • Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter:
    - to bake: We baked a delicious cake yesterday.
  • Werkwoorden die eindigen op -c, krijgen -ked erachter:
    - to panic: She panicked when she heard the bad news.
  • Werkwoorden die eindigen op -y, met een medeklinker ervoor, krijgen -ied:
    - to marry: She married him when she was 18 years old.
  • Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is, schrijf je met een extra laatste medeklinker voor -ed:
    - to swap: They swapped their Ipods to listen to each others music.
  • Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor krijgen een extra l:
    - to travel: We travelled to Africa last summer.

  Voorbeeldvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm in de past simple in in de zin.

1. Ferdinand ..... (to shout) to my best friend.
2. My brother and I ..... (to laugh) a lot.
3. Sarah often ..... (to walk) her dog.

 

Uitwerking

1. Ferdinand shouted my best friend.
2. My brother and I laughed a lot.
3. Sarah often walked her dog.

Benieuwd geworden naar Slimleren?
Start een gratis pilot