Present simple & present continuous
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Present simple & present continuous eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
In de tegenwoordige tijd kunnen twee vormen voorkomen: de present simple en de present continuous.
Beide vormen komen regelmatig voor in Engelse zinnen en teksten. We leggen je hier nog een keer beknopt uit wat de verschillende regels zijn omtrent deze werkwoordstijden.
Methode
Present simple
We gebruiken de present simple als we het hebben over:
- feiten --> This book has a red color.
- gewoonten --> Bart always bites his nails.
- regelmatigheden --> These kids often play with each other.
We voegen een -s toe indien je een werkwoord gebruikt in de 3e persoon enkelvoud. In alle andere gevallen gebruik je gewoon het hele werkwoord (ook wel de stam genoemd).
- I sing my favourite song every day.
- Susan sings her favourite song every day.
Wat zijn de belangrijke uitzonderingen?
- Werkwoorden die eindigen op -y:
- I fly to Denmark tomorrow. --> He flies to Denmark tomorrow.
- I buy some food. --> She buys some food.
- Werkwoorden die eindigen met een sis-klank:
- to kiss --> My girlfriend kisses me.
- to catch --> He catches the ball.
- Werkwoorden die eindigen op -o:
- to do --> My girlfriend does a lot of sports.
- to go --> He goes to that party.
Present continuous
De duurvorm in de tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen:
- Ik ben aan het sporten.
- We zijn aan het zingen.
- Bram zit te gamen.
Deze zinnen staan allemaal in de duurvorm tegenwoordige tijd. Het vindt allemaal NU plaats.
Om de present continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig. Namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter.
- I am reading the newspaper right now.
- He is laughing at me at the moment.
- Do your hear that as well? She is waking up!
- Cynthia is currently cycling to school.
Wat zijn belangrijke uitzonderingen?
- Werkwoorden die eindigen op een -e:
--> de -e verdwijnt en je plakt -ing erachter.
- Werkwoorden die eindigen op -c:
--> krijgen een k erbij voor -ing
- Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is:
--> je verdubbelt de medeklinkers voor -ing.
Let op, dit geldt niet voor werkwoorden die eindigen op één klinker en een -y.
--> je gebruikt gewoon het werkwoord en plakt er -ing achter.
- Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor:
--> je verdubbelt de l.
Vuistregels
Basisregels
- Present simple: We voegen een -s toe indien je een werkwoord gebruikt in de 3e persoon enkelvoud. In alle andere gevallen gebruik je gewoon het hele werkwoord (ook wel de stam genoemd).
- Present coninuous: Om de present continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig. Namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter.
Voorbeeldvraag
Vul de juiste werkwoordsvorm in in de zin.
1. Robert ....... (to jump) on the trampoline for hours already!
2. Sarah often ..... (to walk) her dog.
3. Jonathan ..... (to say) everything to me.
4. Mister Ronald ..... (to teach, present simple) us interesting things about history.
5. I ....... (to put) those thoughts away right now.
6. Sarah ..... (to brush) her teeth every day.
7. Ferdinand ..... (to be) my best friend.
8. We, my sister and I, ....... (to have, present continuous) a great time in our grandmothers' backyard.
9. My brother and I ..... (to fight, present simple) a lot.
Uitwerking
1. Robert is jumping on the trampoline for hours!
2. Sarah often walks her dog.
3. Jonathan says everything to me.
4. Mister Ronald teaches us interesting things about history.
5. I am putting those thoughts away right now.
6. Sarah brushes her teeth every day.
7. Ferdinand is my best friend.
8. We, my sister and I, are having a great time in our grandmothers' backyard.
9. My brother and I fight a lot.