Basis - persoonsvorm tt & vt
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Basis - persoonsvorm tt & vt eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Hoe schrijf je de verschillende persoonsvormen in de tegenwoordige tijd & verleden tijd en wanneer gebruik je deze vormen?
Methode
Zwakke werkwoorden
Het volgende overzicht laat duidelijk zien wanneer je welke persoonsvorm gebruikt:
Tegenwoordige tijd
Ik stam ik?
Jij stam+t
stam jij?
Hij/zij/u/het stam+t hij/zij/u/het?
Wij/jullie/zij hele werkwoord wij/jullie/zij?
Verleden tijd
Ik/jij/hij/zij/het stam + te/de ik/jij/hij/zij/het?
Wij/jullie/zij stam + ten/den wij/jullie/zij?
Of je te(n) of de(n) achter de ik-vorm moet schrijven kan je bepalen met de regel van 't kofschip (of beter: met kofschiptaxi).
Sterke werkwoorden
Sommige werkwoorden zijn sterke werkwoorden (deze zijn onregelmatig) en volgen dus niet deze regels. Je moet onthouden hoe je de persoonsvormen van deze sterke werkwoorden schrijft door er veel mee te oefenen. Voorbeelden van veelgebruikte sterke werkwoorden zijn (en er zijn er veel meer!):
hebben - ik heb (tt) - jij hebt (tt) - hij heeft (tt) - wij hebben (tt) - ik had (vt) - wij hadden (vt)
zijn - ik ben - jij bent - hij is - wij zijn - ik was - wij waren
kunnen - ik kan - jij kunt/kan - hij kan - wij kunnen - ik kon - wij konden
zullen - ik zal - jij zult - hij zal - wij zullen - ik zou - wij zouden
Vuistregels
- In de tegenwoordige tijd gebruik je de stam, stam+t of het hele werkwoord
- In de verleden tijd gebruik je stam+te/de of stam+ten/den
Voorbeeldvraag
Schrijf de juiste persoonsvorm in de zin.
a. De politie ..... (blokkeren, tt) de route.
b. De jongens ..... (hebben) gisteren alle tijd om naar de supermarkt te gaan.
c. Ik ..... (haten, vt) het altijd om naar de tandarts te gaan.
Uitwerkingen
a. de politie = stam+t = blokkeert
b. hebben = sterk werkwoord
meervoud verleden tijd = hadden
c. ha-ten --> eindigt op -te(n) in de verleden tijd (kofschiptaxi)
enkelvoud verleden tijd = stam+te = haatte