Woorden met g(t) of ch(t)
Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Woorden met g(t) of ch(t) eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.
Theorie
Uitdaging
Wanneer schrijf je een woord met een g en wanneer met ch? En wanneer schrijf je een woord met -gt en wanneer met -cht?
Hoe je dit aanpakt behandelen we in deze uitleg.
Methode
Wanneer schrijf je ch en wanneer g?
Sommige woorden schrijf je met ch, andere woorden met g. Je moet dit simpelweg leren door te lezen en te oefenen met spellen. Er zijn meer woorden met een g, dus onthoud vooral de woorden met ch.
Eén handige tip: hoor je een s voor de g-klank, dan schrijf je altijd sch.
Wanneer schrijf je -cht?
Er zijn vijf korte klinkers: a e i o u
Deze klinkers klinken kort in:
pak   wacht
 leg    knecht
 zit     dicht
 rok    zocht
 bus   vrucht
Als je in een woord een gt-klank hoort na een korte klinker, dan schrijf je bijna altijd cht.
Wanneer schrijf je -gt?
1) Er zijn vier lange klinkers: aa ee oo uu
Deze klinkers klinken lang in:
raak    vraagt
 leeg     veegt
 rook    droogt
 zuur    spuugt
Als je in een woord een gt-klank hoort na een lange klinker, dan schrijf je bijna altijd gt.
2) Er zijn verschillende tweeklanken: ei ij ui ie eu oe ou au
Deze klinken lang in:
plein   dreigt
 rijk     krijgt
 ruik    buigt
 ziek    vliegt
 reuk   deugt
 boek   ploegt
Als je in een woord een gt-klank hoort na een tweeklank, dan schrijf je bijna altijd gt.
Dus: als je geen korte klank hoort voor een gt-klank, dan schrijf je bijna altijd gt.
Vuistregels
- Sommige woorden schrijf je met ch, andere woorden met g. Je moet dit simpelweg leren door te lezen en te oefenen met spellen. Er zijn meer woorden met een g, dus onthoud vooral de woorden met ch.
 - Eén handige tip: hoor je een s voor de g-klank, dan schrijf je altijd sch.
 
- Als je in een woord een gt-klank hoort na een korte klinker, dan schrijf je bijna altijd cht.
 - Als je in een woord een gt-klank hoort na een lange klinker, dan schrijf je bijna altijd gt.
 - Als je in een woord een gt-klank hoort na een tweeklank, dan schrijf je bijna altijd gt.