Het meest gebruiksvriendelijke oefenprogramma vól slimmigheden

Welke lesstof is er beschikbaar in het programma van Slimleren?

Past simple & past continuous

Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Past simple & past continuous eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.

Past simple & past continuous
  • werkwoorden

  Theorie

Uitdaging

Binnen de verleden tijd kennen we in de Engelse taal twee vormen: de past simple en de past continuous. De past simple is de meeste simpele vorm en de past continuous gebruik je als wilt aangeven dat je iets in het verleden een tijdje deed.

In deze theorie behandelen we hoe je kunt weten welke vorm je moet gebruiken en leggen we je nog een keer uit hoe je deze vormen moet maken en wat de uitzonderingen zijn.

Methode

Hoe kun je weten welke vorm je moet gebruiken (simple of continuous)?

Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven in welke tijd en in welke vorm van die tijd de zin staat.

  • Signaalwoorden voor de past simple zijn bijvoorbeeld: when, yesterday, last week, last year, three days ago, a long time ago, in 1989, etc.
  • Signaalwoorden voor de past continuous zijn: while, at the same time.

Aan deze signaalwoorden kun je zien of je de past simple moet gebruiken of de present continuous. Deze signaalwoorden staan echter niet altijd in de zin, dus onthoud goed: je gebruikt de present continuous als iets in het verleden aan het gebeuren was of als je iets in het verleden een tijdje deed.

 

Hoe maak je de past simple van regelmatige werkwoorden ook alweer?

De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam.

- to talk: I talked to Jim this morning.
- to watch: We watched the match yesterday.
- to play: She played with her brother.

Het maakt niet uit of je het over I, you, we of they hebt: je schrijft altijd -ed achter de stam.

Belangrijke uitzonderingen zijn:

  • Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter:
    - to bake: We baked a delicious cake yesterday.
  • Werkwoorden die eindigen op -c, krijgen -ked erachter:
    - to panic: She panicked when she heard the bad news.
  • Werkwoorden die eindigen op -y, met een medeklinker ervoor, krijgen -ied:
    - to marry: She married him when she was 18 years old.
  • Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is, schrijf je met een extra laatste medeklinker voor -ed:
    - to swap: They swapped their Ipods to listen to each others music.
  • Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor krijgen een extra l:
    - to travel: We travelled to Africa last summer.

 

Hoe ziet de past simple eruit bij veel voorkomende onregelmatige werkwoorden?

Onregelmatige werkwoorden hebben een niet-regelmatige vervoeging. De vervoeging van deze werkwoorden moet je simpelweg leren door het uit je hoofd te leren en te oefenen. Enkele voorbeelden van onregelmatige werkwoorden en de bijbehorende past simple zijn:

- to be --> was/were
- to have --> had
- to do --> did
- to give --> gave
- to bring --> brought
- to see --> saw

 

Hoe maak je de past continuous ook alweer?

Om de past continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig, namelijk een vervoeging van to be (was of were) + werkwoord met -ing erachter. Het werkt ongeveer hetzelfde als de present continuous, het enige verschil is dat je bij de past continuous de verleden tijd van het werkwoord to be gebruikt.

                  to be                werkwoord-ing
Ik...            I was                 playing
Jij...           You were         walking
Hij...          He was             studying
Zij...           She was           eating
Het...         It was               hurting
Wij...          We were          swimming
Jullie...      You were         driving
Zij...           They were        travelling

Belangrijke uitzonderingen zijn:

  • Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen -ing in de plaats van -e:
    - to bake: We were baking pie, while Jim arrived.
  • Werkwoorden die eindigen op -c, krijgen een k erbij voor -ing:
    - to panic: She was panicking, when she heard the bad news.
  • Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is, schrijf je met een extra laatste medeklinker voor -ing:
    - to swap: They were swapping their Ipods, while they were listening each others music.
  • Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor krijgen een extra l:
    - to travel: I was travelling to Africa, when Julie tried to call me.

  Vuistregels

De past simple is de meeste simpele vorm en de past continuous gebruik je als wilt aangeven dat je iets in het verleden een tijdje deed.

  • Signaalwoorden voor de past simple zijn bijvoorbeeld: yesterday, last week, last year, three days ago, a long time ago, in 1989, etc.
  • Signaalwoorden voor de past continuous zijn: when, while, at the same time.

  Voorbeeldvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm in de verleden tijd in in de zin.

1. She ..... (to feel) pretty sick yesterday.
2. Didn't you see?! That man ..... (to wear) a dress!
3. I ..... (to stop) at the end of the road.
4. Chances are that he ..... (to see) me last week.
5. While they ..... (to calculate) the total costs to buy the house, the broker suddenly got ill.
6. I ...... (to breath) very strongly, when I ran up that hill.

Uitwerking

1. She felt pretty sick yesterday.
2. Didn't you see?! That man was wearing a dress!
3. I stopped at the end of the road.
4. Chances are that he saw me last week.
5. While they were calculating the total costs to buy the house, the broker suddenly got ill.
6. I was breathing very strongly, when I ran up that hill.

Benieuwd geworden naar Slimleren?
Vraag gratis pilot aan