Het meest gebruiksvriendelijke oefenprogramma vól slimmigheden

Welke lesstof is er beschikbaar in het programma van Slimleren?

Bijvoeglijk naamwoord & bijwoord

Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Bijvoeglijk naamwoord & bijwoord eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.

Bijvoeglijk naamwoord & bijwoord
  • bijvoeglijk naamwoord
  • bijwoord

  Theorie

Uitdaging

In de Engelse taal kennen we ook het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord. Dit zijn woorden die iets zeggen over een ander woord. Denk maar aan de volgende zinnen: He has a beautiful voice. He played that game very slowly.

Hoe je weet of een woord een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord is en hoe je deze moet spellen, leggen we je uit in dit onderwerp.

Methode

Een bijvoeglijk naamwoord (adjective) gebruiken we om iemand of iets te omschrijven. Met een bijwoord (adverb) kan dat ook. Maar wat is dan het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord? Kijk maar naar de volgende zinnen:

- He is a quick runner.
--> quick is een bijvoeglijk naamwoord, het zegt iets over runner (een zelfstandig naamwoord)

- He runs quickly.
--> quickly is een bijwoord, het zegt iets over runs (een werkwoord)

Je ziet dus dat het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord hem zit in welk woord beschreven wordt, en ook de spelling is anders (quick - quickly).

 

Keuze bijvoeglijk naamwoord of bijwoord

Hieronder volgen alle regels die gelden bij de keuze of je een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord moet gebruiken:

  1. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord:
    - His blue jacket got lost at that boring party.

  2. Een bijwoord kan iets zeggen over een werkwoord:
    - He laughs loudly.

  3. Een bijwoord kan iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord:
    - He has a remarkably loud voice.

  4. Een bijwoord kan iets zeggen over een ander bijwoord:
    - He laughs very loudly.

 

Spelling bijwoord

Bij de spelling van de meeste bijwoorden geldt de volgende regel: het bijvoeglijk naamwoord + ly

bad - badly
strong - strongly
quick - quickly

Er zijn uiteraard ook uitzonderingen. Bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op:

-le krijgen -ly in plaats van -le adorable - adorably
medeklinker + y   krijgen- ily in plaats van -y heavy - heavily
-ic krijgen -ally erachter automatic - automatically

 

Bijzondere uitzonderingen in de spelling van het bijwoord

Er zijn werkwoorden waarbij het bijwoord dezelfde vorm krijgt als het bijvoeglijk naamwoord, als het dat specifieke werkwoord omschrijft. Deze werkwoorden noemen we copula verbs, of link verbs. Er verandert dan dus niet aan het bijvoeglijk naamwoord. Je kunt deze verbs opdelen in 2 categorieën: verbs of perception en verbs of sense.

Verbs op perception: to seem, to appear, to become, to get, to grow, to be

- He seems normal.
- She appears to be active.
- I am very nice.

Verbs of sense: to smell, to look, to feel, to taste, to sound

- You smell funky.
- That feels great.
- That band sounds fantastic.

In combinatie met alle andere werkwoorden gebruik je dus wel gewoon de normale spellingsregels van het bijwoord (normally, actively, nicely, etc.)

Daarnaast zijn er ook onregelmatige bijwoorden. De spelling van deze bijwoorden is hetzelfde als die van het bijvoeglijk naamwoord. Je moet uit je hoofd leren voor welke bijwoorden dit geldt.

Bijvoeglijk naamwoord Bijwoord
deep  deep (of deeply)
fast fast
fair (eerlijk) fair (of fairly)
low low
hard hard
high  high (of highly)
late late
long  long 
loud loud (of loudly)
right  right (of rightly)
straight straight
wrong  wrong (of wrongly)

- The fishes dive deep.
- That racer goes extremely fast.
- Is he playing fair?

  Vuistregels

  1. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
  2. Een bijwoord kan iets zeggen over een werkwoord
  3. Een bijwoord kan iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord
  4. Een bijwoord kan iets zeggen over een ander bijwoord

  Voorbeeldvraag

Zet het bijvoeglijk naamwoord of bijwoord in de juiste vorm in de zin.

1. I get this news every day. It is a ..... (day) thing.
2. Saskia responded ..... (extreme) ..... (emotional).
3. You were ..... (good) prepared for that meeting.
4. He runs very ..... (fast).

 

Uitwerking

1. I get this news every day. It is a daily thing.
2. Saskia responded extremely emotionally.
3. You were well prepared for that meeting.
4. He runs very fast.

Benieuwd geworden naar Slimleren?
Vraag gratis pilot aan