Het meest gebruiksvriendelijke oefenprogramma vól slimmigheden

Welke lesstof is er beschikbaar in het programma van Slimleren?

Bezittelijke voornaamwoorden (my, your, his, hers, etc.)

Met Slimleren oefenen leerlingen thuis of in de les, op een leuke en interactieve manier, de stof die jij voor ze klaar zet. Benieuwd naar onze stof? Hieronder zie je hoe het onderwerp Bezittelijke voornaamwoorden (my, your, his, hers, etc.) eruit ziet. Leerlingen kunnen in Slimleren vragen over dit - en ieder ander - onderwerp maken. Docenten kunnen de resultaten daarvan inzien en daarmee hun lessen efficiënter inrichten en makkelijker differentiëren.

Bezittelijke voornaamwoorden (my, your, his, hers, etc.)
  • bezittelijk voonaamwoord

  Theorie

Uitdaging

Als je wilt uitdrukken dat iets van jou (of van iemand anders) is, kun je bezittelijke voornaamwoorden (possessive pronouns) gebruiken, zoals jouw, mijn, zijn, gevolgd door datgene wat jij of iemand anders bezit. Bijvoorbeeld: mijn boek, jouw huis, zijn hond. 

In het Engels gaat dit op dezelfde manier. Welke bezittelijke voornaamwoorden kennen we en wanneer gebruik je welk bezittelijk voornaamwoord?

Methode

Als je wilt uitdrukken dat iets van jou (of van iemand anders) is, kun je bezittelijke voornaamwoorden (possessive pronouns) gebruiken, zoals jouw, mijn, zijn, gevolgd door datgene wat jij of iemand anders bezit. Bijvoorbeeld: mijn boek, jouw huis, zijn hond. In het Engels gaat dit op dezelfde manier. Het is belangrijk om te weten hoe je kunt uitdrukken dat iets van jou (of van iemand anders) is.

Als het zelfstandig naamwoord waarvan je wilt uitdrukken dat dat van jou (of iemand anders) is direct achter het bezittelijk voornaamwoord staat, dan kun je de volgende bezittelijke voornaamwoorden gebruiken:

ENKELVOUD
- mijn                      my             I love my sister a lot.
- jouw, uw             your          Your dog is very large.
- zijn                       his             His grades should be higher.
- haar                      hers          Her favourite sport is fieldhockey.
- zijn (ding/dier)     its             Its name is Paddy (the cat).

MEERVOUD
- ons                      our            Our grandparents are sweet
- jullie, uw             your          Your friend is funny.
- hun                      their         Their holiday was awesome.

Als het zelfstandig naamwoord waarvan je wilt uitdrukken dat dat van jou (of iemand anders) is niet direct achter het bezittelijk voornaamwoord staat, dan kun je de volgende bezittelijke voornaamwoorden gebruiken:

ENKELVOUD
- van mij, de/het mijne                mine          She is a friend of mine.
- van jou/u, de jouwe/uwe         yours         The choice is yours.
- van hem, de/het zijne               his              These friends are his.
- van haar, de/het hare               hers            Don't touch thise! They are hers.

MEERVOUD
- van ons, de/het onze                ours            That house over there is ours.
- van jullie/u, de/het uwe           yours          Are those pencils yours?
- van hun, de/het hunne            theirs          She's a colleague of theirs.

  Vuistregels

Als het zelfstandig naamwoord waarvan je wilt uitdrukken dat dat van jou (of iemand anders) is direct achter het bezittelijk voornaamwoord staat, dan kun je de volgende bezittelijke voornaamwoorden gebruiken: my, your, his, hers, its, our, your, their.

Als het zelfstandig naamwoord waarvan je wilt uitdrukken dat dat van jou (of iemand anders) is NIET direct achter het bezittelijk voorrnaamwoord staat, dan kun je de volgende bezittelijke voornaamwoorden gebruiken: mine, yours, his, hers, ours, yours, theirs. 

Je zet dus in alle gevallen gewoon een -s erachter tenzij het al eindigt op een -s, behalve bij my, dat wordt mine.

  Voorbeeldvraag

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord of vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in.

1. Are you driving in ...... (zijn) car or in ...... (haar).
2. ...... (the closet) best place is right over there in the corner.
3. ...... (my/mine) mother speaks a lot to ...... (haar) friends.
4. It felt good to arrive in ...... (our/ours) hotel after dinner with ...... (hun) friends.
5. Is this book ...... (jou) or is it ...... (mij).

 

Uitwerking 

1. Are you driving in his car or in hers.
2. Its best place is right over there in the corner.
3. My mother speaks a lot to her friends.
4. It felt good to arrive in our hotel after dinner with their friends.
5. Is this book yours or is it mine.

Benieuwd geworden naar Slimleren?
Vraag gratis pilot aan